Cádiz

Plaatsen > Cádiz

Cádiz  ligt op een rots aan het eind van een smalle landtong, die een mooie baai afsluit van de Atlantische Oceaan.  Cádiz heeft een prettig klimaat.

De torens en koepels, hoog boven een diepblauwe zee, geven de stad Cádiz een oosters uiterlijk.
Merkwaardig is, dat op de huizen aan de kustweg langs de haven opvallende kleine torentjes zitten met ieder een venster, dat uitkijkt op het water; de zogenaamde ‘miradores’. Dit zijn uitkijktorentjes, oorspronkelijk bedoeld om makkelijk de gebeurtenissen in de haven te kunnen overzien.

Karakteristiek zijn er de rechte, smalle straten, omzoomd door elegante witte huizen met dakterrassen en de gracieuze pleintjes, die door palmen worden beschaduwd.

Cádiz heeft in de loop van de geschiedenis, vele malen van machthebber moeten wisselen. Nadat de Phoeniciërs in 1100 v. Chr. de haven gesticht hadden, kwamen de Carthagers en Romeinen de stad tot bloei brengen tot deze omstreeks de 4e eeuw na Chr. door de Goten geheel werd verwoest. Tegen de 8ste eeuw bezetten de Moren de stad en in 1262 viel deze eindelijk in handen der Christenen. De ontdekking van Amerika en de toename van het handelsverkeer als gevolg daarvan, brachten Cádiz rijkdom en het werd spoedig een der belangrijkste Europese havens. Zijn welvaart en schatten wekten de begeerte op van piraten, die verscheidene malen de versterkte stad trachtten te veroveren; hevige strijdtonelen speelden zich in de haven af.

In 1587 verwoestte de Engelse admiraal Francis Drake de stad en negen jaar later deed Lord Essex hetzelfde. Maar Cádiz herstelde zich glorieus en was aan het begin van de 19de eeuw opnieuw een der rijkste steden van Europa. In 1805 vond in de buurt van Cádiz, bij de kaap Trafalgar, de beroemde zeeslag plaats tussen de Britse en Frans-Spaanse vloot, waarbij admiraal Nelson het leven liet. Cadiz was de enige stad die niet door Napoleon bezet werd, en die daarom uitverkoren werd om er de eerste Spaanse grondwet te ondertekenen, in 1812. Het was ook vanuit Cadiz dat Christoffel Columbus in 1492 vertrok, om later Amerika te ontdekken.

De belangrijkste herinnering aan Cádiz’ veelbewogen historie is de stadswal, nu nog 4500 m lang, met twee poorten: de Puerta de Tierra, die vanaf de landzijde de toegang vormt tot het oude stadsgedeelte en de Puerta de la Caleta de toegang tot het ver in zee vooruitgeschoven fort San Sebastián. Een wandeling langs de zeekant, de havenwerken, de mooie strandboulevards en door het uitgestrekte Genoveva-park is zeker de moeite waard.

Op een zwerftocht door de nauwe, hellende straatjes van de stad kan men de sterk gerestaureerde Sagrario of oude kathedraal zien (renaissance) en de nieuwe kathedraal, die in de l8de -19de eeuw werd gebouwd in classicistische stijl. In het interieur vallen de vele beelden, schilderijen en het houtsnijwerk op. In het koor zijn mooie banken. Onder het hoofdaltaar ligt een crypte met o.a. het graf van de bekende Spaanse componist Manuel de Falla (1876-1948). Vanaf de klokkentoren heeft men een prachtig uitzicht. Andere interessante kerkgebouwen zijnde Santa Catalina (1641), die vroeger behoorde tot een Kapucijnenklooster, en die twee werken van Murillo bevat: ‘De Stigmata van St. Franciscus’ en ‘Het mystieke huwelijk van St. Catharina’ (tijdens de voltooiing van deze schilderijen viel Murillo van de werksteiger, als gevolg waarvan hij korte tijd later stierf); de San Agustín met het grote, mooie beeldhouwwerk ‘Crjsto de la Buena Muerte’; de ellipsvormige Santa Cueva (eind 18de eeuw) met drie schilderijen van Goya; de San Felipe Neri (1671) eveneens ellipsvormig met bij het hoofdaltaar een schilderij van ‘De Onbevlekte Ontvangenis’ van Murillo; de Nuestra Señora del Carmen (1737 – 1764), een barokke kerk met twee opvallende torens. Voorts is vooral de Academia de Bellas Artes aan de Plaza del Generalisimo Franco een bezoek waard, want het daarin gevestigde museum bezit een mooie collectie schilderijen. Bovendien is in het gebouw het provinciaal archeologisch museum geherbergd, dat voorwerpen bevat die gevonden zijn op de Phoenicische grafvelden bij Cádiz. Het beroemdste stuk is de antropoïde (mensvormige) sarcofaag van Punta de la Vaca. gevonden in 1887.

Vermelden we tenslotte nog het Hospital de las Mujeres (1740), dat een fraaie barokke gevel, een patio met Sevillaanse keramiek en een schilderij (St. Franciscus) van El Greco heeft; het stedelijk historisch museum (naast de kerk San Felipe Neri) met een zeer bijzondere maquette van Cádiz en het statige Ayuntamiento (stadhuis).

Cádiz heeft drie fraaie stranden: La Victoria, bij de ingang van de stad; Santa Maria del Mar, 400 m van de Puerta de Tierra; La Palma bij het Castillo de Santa Catalina. In de omgeving van de stad zijn verschillende interessante punten, o.a. de Phoenicische grafvelden in Punta de la Vaca, niet ver van de Puerta de Tierra; de aardige stadjes Puerto de Santa Maria aan de andere zijde van de baai van en Chiclana de la Frontera. Typisch zijn ook de zoutmoerassen bij het begin van de landtong waarop Cádiz ligt: de grote, in de zon glinsterende hopen zout, dat hier gewonnen wordt, geven het vlakke landschap een merkwaardige aanblik.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *